Marcus 5,21-43

Inleiding:

U allen van harte welkom in deze vigilieviering. Dat de Vader van alle barmhartigheid ons de Liefde van zijn Zoon zal openbaren en de kracht van de heilige Geest ons ontvankelijk maakt voor werkelijkheid die ons geschonken wordt.
In het Evangelie van deze zondag horen we dat Jezus net met de boot het meer is over gestoken. Jezus komt daar uit het land van de Garasenen, waar Hij een man heeft bevrijd van een onreine geest, die de naam legioen draagt. Deze nieuw geboren mens stuurt Hij naar Decapolis om van Jezus bevrijdend Woord te getuigen. Vandaag horen we het vervolg van Jezus bevrijdend optreden. Nauwelijks aan land stroomt er veel volk samen. En komt Jairus al met een voetval Hem om hulp smeken.

Overweging:

Op het horen van heel de Blijde Boodschap van deze zondag, jubelt de psalmist het uit: “O, Heer Gij deed herrijzen mijn leven uit de doden”. Maar laten wij samen met Jezus en al dat volk dat op Hem aandrong de weg volgen die Hij gaat. Jairus valt voor Jezus op de knieën en smeekt: “mijn dochtertje kan elk ogenblik sterven, kom toch haar de handen opleggen, opdat ze mag genezen en leven.”
Jezus gaat mee. Het schiet niet echt op. Een dichte menigte dringt van alle kanten op. In die menigte was ook nog een vrouw die al 12 jaar aan bloedvloeiingen leed. Niet alleen was ze hopeloos en ziek – maar ook onrein, cultisch onrein, wat haar buiten het gewone leven plaatst. Al haar hoop stelt ze op Jezus, raakt zijn mantel aan, dat is al voldoende hoopt ze. En terstond ‘weet ze’ , ik ben genezen.! Jezus merkt dat er een kracht van hem uitgaat en vraagt: ”Wie heeft Mij aangeraakt”? De vrouw werpt zich voor Jezus neer en bekent Hem de hele waarheid.
Jezus :”Dochter, uw GELOOF heeft u gered. Ga in VREDE en wees van uw kwaal verlost.” De kern van de vraag van Jezus is of wij GELOOF aan Hem kunnen geven. Geloof dat God onze nood verstaat en dat wij geloven dat God wil dat we leven, ten volle leven, vrij – bevrijd leven. Opnieuw en nu vraagt Jezus aan Jairus :”blijf geloven, weest niet bang.” Dit nadat er gemeld werd dat het kind gestorven was. – groot rouw misbaar – om en in dat huis. Jezus wil niet al die nieuwsgierige mensen erbij hebben. En zegt:”het kind slaapt.
Ja, voor Jezus was dat zo – Hij weet al dat misbaar buiten te zetten. Hij neemt ook niet de twaalf mee. Nee, drie van zijn metgezellen. Deze drie moeten meemaken dat het geen genezing is van een zieke, maar OPSTAAN UIT DE DOOD.
Dat kan alleen door : God, Jezus, Gods veel geliefde Zoon, door de Vader gezonden om ons te redden; opdat wie in Hem GELOOFT leven zal vinden en wel in overvloed.
Zo eenvoudig gebeurt het: Jezus gaat met zijn drie leerlingen, de vader en de moeder het vertrek binnen, waar het kind ligt; pakt haar bij de hand en zegt: “Talita koemi;” Meisje ik zeg je sta op. Onmiddellijk staat ze op en liep rond. En dan: want ze is 12 jaar. Wat mij opvalt is dat de vrouw 12 jaar aan bloedvloeiingen leed. 12…
Jezus gebiedt nadrukkelijk, dat niemand het te weten mag komen. GELOOF, echt geloof is nodig, geen sensatie, dat is er genoeg in onze wereld. Geloof dat het God is die ons leven schenkt, dat we leven met vertrouwen, en dat we zorg dragen voor elkaar, echte zorg.
Zo eindigt onze perikoop: ”Jezus voegt er aan toe dat men haar te eten moet geven.”